Ondervragen (ondervraagde, ondervroeg, heeft ondervraagd), iem. iets vragen, bepaaldelijk om zich te laten inlichten : waar men ook ondervroeg, niemand had hem dien morgen gezien; een ondervragenden blik op iem. werpen;
— iem. over iets raadplegen, hem zijn advies vragen; zijn eigen hart, zichzelf ondervragen, zich rekenschap van iets trachten te geven;
— iem. door hem vragen te stellen een onderzoek, een verhoor doen ondergaan : de Minister van Justitie heeft in mijne tegenwoordigheid den man ondervraagd; iem. op een examen ondervragen. ONDERVRAGING, v. (-en), het ondervragen, inz. bij een rechterlijk verhoor.