Omtuinen (omtuinde, heeft omtuind), door een vlechtwerk omgeven: flesschen omtuinen, er eene mand omvlechten;
— (w. g.) omheinen: huisjes, te midden eener omtuinde weide;
— (fig.) als eene omheining omgeven, omsluiten, omgeven: (dicht.) duinen die Hollands erf omtuinen; steden, die ook tot vestingen waren aangelegd, waren omtuind met plantsoen en zomerhuizen. OMTUINING, v. (-en), het omtuinen; omheining, schutting.