Gepubliceerd op 01-11-2018

Omtuimelen

betekenis & definitie

Omtuimelen (tuimelde om, heeft en is omgetuimeld), tuimelend omdraaien: de eendjes tuimelen in het water om; tuimelend omrollen, ombuitelen: van schrik omtuimelen, omvallen; pas op, dat het bloemtafeltje niet omtuimelt, het ding is zoo tuimelig; (van golven) terwijl de witte golf omtuimelt op het zand;

— (Zuidn.) plotseling omdraaien in gevoelen of gezindheid. OMTUIMELING, v. (-en), het omtuimelen.

< >