(sleepte om, heeft omgesleept), sleepende rondvoeren: zij sleepte den onwilligen knaap de speelplaats om;
— in plechtigen optocht met zich rondvoeren, altijd met het bijdenkbeeld, dat de handeling met veel moeite en omslag gepaard gaat, en, waar van personen sprake is, dat zij niet dan onwillig rondgevoerd en als medegesleept worden : de overwinnaar sleept zijne gevangenen en zijn buit door het heele land om;
— her- en derwaarts sleepen, her- en derwaarts voortdrijven: zij is eene zeer wereldsche vrouw, die haren man geen rustig huiselijk leven gunt, maar hem overal met zich omsleept;
— overal, waar men gaat of staat, met zich sleepen, als een zwaren last, die men met moeite torst: ik heb mijn halve leven een krank lichaam omgesleept;
— met woest geweld her- en derwaarts voortdrijven, her- en derwaarts slingeren : de golven sleepten mij drie bange dagen en nachten om.