Gepubliceerd op 01-11-2018

Omklinken

betekenis & definitie

omklinken, (klonk om, heeft omgeklonken), zaken ter kennisse van het algemeen brengen na vooraf, door het klinken eener bel of het slaan op een bekken, de aandacht te hebben opgewekt: de omroeper heeft vanmorgen het verbod om te schrobben omgeklonken;

— aan tafel met de aanwezige gasten naar de rij af klinken : komt, vrienden, laat ons nu ter eere van het jonge paar eens omklinken;
— om het lijf klinken, door klinken om iemands armen of beenen bevestigen : laat den booswicht de boeien omklinken;
— (smidst., timmerm.) ombuigen door er tegen aan te slaan, omslaan en de uitstekende punten daardoor wegmaken: de spijkers moeten nog omgeklonken worden;
— (Zuidn.) omslaan, omvallen, omkantelen;
— (omklonk, heeft omklonken), (dicht.) iets met een metalen band omsluiten; (fig.) omsluiten met een vasten, onverbreekbaren band. OMKLINKING, v. het omklinken.

< >