Het begrip bekken heeft 2 verschillende betekenissen:
1. bekken - BEKKEN, o. (-s), wijde, ondiepe kom, bestemd om vocht te bevatten doopbekken, scheerbekken;
— bekken van een omroeper, koperen plat bord waarop hij slaat, alvorens de bekendmaking te doen;
— (gew.) in het bekken verkoopen, in het openbaar veilen;
— (muz.) twee concave koperen schijven, aan de bolle zijden van leeren handvatten voorzien; zij worden strijkelings tegen elkaar geslagen;
— (ontl.) het heiligbeen en de beide heupbeenderen, (ook) de holte daardoor ingesloten;
— (ontl.) de holte van het onderlijf;
— bekken van een stroom, dat deel der aardoppervlakte, waarvan de waterafvoer door dien stroom plaats heeft. Bekkentje, o. (-s).
2. bekken - BEKKEN, (bekte, heeft gebekt), met bekken uitsnijden;
— (zeew.) te veel op den wind liggen, loefgierig zijn.