omduikelen, (duikelde om, heeft en is omgeduikeld), zich duikelend ronddraaien, buitelen, zoodat men weder in denzelfden stand terugkomt : die jongen heeft zesmaal achter elkander omgeduikeld;
— (gemeenz.) omvallen, omrollen : dat ding is wat topzwaar en is al herhaaldelijk omgeduikeld.