omdraven, (draafde om, heeft en is omgedraafd), in een draf om iets heen snellen: het paard is de heele stad omgedraafd;
— zonder bepaald doel in verschillende richtingen draven : die jongens draven den ganschen dag om zonder moe te worden;
— (fig.) rusteloos jagen en zich bewegen;
— dravende omverwerpen: de ruiters draafden alles om wat op hun weg stond.