Ombonzen (bonsde om, heeft en is omgebonsd), (gemeenz.) met een bons of krachtigen stoot omverwerpen, doen omvallen: in zijne woede bonsde hij alles om wat hem in den weg stond;
— bonzend omvervallen, met een bons of zwaren slag omstorten; de wagen reed tegen een paal aan en bonsde om.