Oliekoop m. (-en), vroegere benaming van rondzwervende Hongaarsche of Duitsche geneesmeesters of kwakzalvers, die, veelal in eene blauwe, met lint omboorde manteljas gehuld, en getooid met een breedgeranden hoed, vooral door het verkoopen van allerlei geneeskrachtige wonderoliën den kost zochten te verdienen;
...KOOPER, m. (-s), koopman in olie; oliekoop.