Mug v. (-gen), zeker tweevleugelig insect (culex pipiens) met slank lichaam en lange pooten: de muggen dansen in de lucht; de muggen gonzen; ik ben door eene mug gestoken;
— (fig.) van eene mug een olifant maken, eene kleine zaak overdreven groot voorstellen; hij is zoo sterk als eene mug; (fig.) de mug vliegt al om de kaars, hij staat op het punt om gevangen genomen te worden;
— (bijb.) (fig.) de mug uitzijgen (filtreeren) en den kemel doorzwelgen, eene onschuldige zaak veroordeelen en eene zondige daad schaamteloos begaan;
— (gew.) de gewone vlieg. MUGJE, o. (-s), kleine mug.