Monnikspeper m. (-s), (plantk.) zekere heester, ook kuischboom, zeewilg, Abrahamsboom en schaapsmuil geheeten;
...PRUIK, v. (-en), (plantk.) de overblijfsels van het scheedevoerend wollegras of veenpluis, die men diep in bijna alle venen vindt;
...RABARBER, v. rhapontikwortel;
...ROB, m. (-ben), (nat. hist.) een zeehond zonder oorschelpen (phoca monachus);
...ROK, m. (-ken), monnikskleed;
...STEENEN, m. mv. groote baksteenen der M.E. kerken.