1. Mishagen (mishaagde, heeft mishaagd), niet behagen, niet aanstaan, ongevallig zijn: zijn heele optreden in deze zaak mishaagt mij; uw gedrag mishaagt mij. MISHAGING, v. het mishagen.
2. Mishagen o. afkeer, verdriet, misnoegen.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: