Gepubliceerd op 27-09-2018

Mirakel

betekenis & definitie

1. Mirakel o. (-en, -s), wonder, wonderwerk: God alleen kan mirakelen doen; wonderbaarlijk iets;

— scheldwoord in: (leelijk) mirakel;
— voor mirakel liggen, bewusteloos, door een toeval of door dronkenschap; hij was mirakel, stomdronken.

2. Mirakel bw. buitengewoon, zeer: hij is mirakel gelukkig; ’t is mirakel erg.

< >