Gepubliceerd op 19-09-2018

Matigen

betekenis & definitie

Matigen (matigde, heeft gematigd), binnen de juiste maat houden, intoomen, beteugelen: zijn drift, zijn toorn matigen;

verzachten, verminderen; lenigen de wind heeft de hitte wat gematigd; de tijd zal zijn droefheid, zijne smart wel matigen;
— zich matigen, zich inhouden; zijne hartstochten, zijne begeerten beheerschen. MATIGING, v. het matigen.