Gepubliceerd op 02-09-2018

Drift

betekenis & definitie

DRIFT, v. (-en), kudde, troep (meestal van vee dat voortgedreven of geweid wordt): eene drift ossen;

— driftrecht, ’t recht tot beweiding van terreinen;
steeg of schapenstreek, weg waarlangs de schapen naar de heide trekken;
— recht van oprit;
— (bij vergelijk., dicht.) de wolken die langs ’t uitspansel worden voortgedreven;
— er is drift in de lucht, de wolken jagen, drijven snel verder;
— ’t onbeheerd ronddrijven van voorwerpen op zee er is hout in drift;
— de deklast ging op drift, spoelde weg;
— zeestrooming Antarctische drift;
— toestand waarin men zich door zijn toorn laat meesleepen en de stem van ’t verstand niet goed meer hoort: iem. in drift overhoop steken;
— gramschap, toorn hij is zijne drift geen meester, kan zijne gramschap niet bedwingen;
— in drift geraken, ontsteken;
— karakter van iemand die spoedig in drift geraakt, driftigheid;
— (ook) snelheid, overijldheid in *t uitvoeren van iets, vgl. kippedrift;
— driften, hartstochten: de menschelijke driften