Gepubliceerd op 19-09-2018

Loozen

betekenis & definitie

Loozen (loosde, heeft geloosd), zich van iem. ontdoen, laten loopen: gelukkig heb ik hem kunnen loozen, ben ik hem kwijt;

— een pakje loozen, in de kraam komen (inz. van ongehuwden); iem. loozen, wegzenden.;
— zuchten loozen, zuchten slaken, zuchten;
— die rivieren loozen in de Oostzee, monden uit;
— water loozen, laten wegloopen;
— zijn water loozen, wateren, urineeren. LOOZING, v. (-en), het loozen.