Lantaarndrager m. (-s), die een lantaarn voor iem. uitdraagt;
— (nat. hist.), zeker halfvleugelig insect in Suriname (fulgora latemaria), met eene inwendige holle opzwelling van den kop, die volgens vroegere waarnemers in ’t donker licht zou verspreiden; hij wordt 70 mM lang; de Chineesche lantaarndrager (fulgora candelaria), een dergelijk insect in China 30 mM. lang, waarvan de kop zoo lang is als het overige lichaam.