Gepubliceerd op 19-09-2018

Lading

betekenis & definitie

v. het laden; (mv. -en), wat geladen is (aan boord van een schip), vracht: eene lading rijst; een schip met volle lading; de lading inhebben;

— (spr.) hij heeft de lading binnen, is smoordronken;
— zinkt het schip, dan zinkt ook de lading, de broodwinner neemt alles mee in ’t graf;
— de lading van een schietgeweer, in het algemeen de hoeveelheid buskruit, die vereischt wordt om de projectielen op een bepaalden afstand te schieten, benevens de projectielen zelve; in engeren zin alleen het buskruit: halve lading, dubbele lading, losse lading. LADINKJE, o. (-s) kleine lading.