Gepubliceerd op 13-09-2018

Inhebben

betekenis & definitie

INHEBBEN, (had in, heeft ingehad), (een drank, een maaltijd, een geneesmiddel enz.) ingenomen, ingekregen hebben : de zieke heeft twee poeiers in; als je het eten inhebt, ga je maar aan het werk; een brom inhebben, dronken zijn; als hij jenever inheeft, is hij narrig; de drenkeling had veel water in;

— het schip had eene rijke vracht, gerst, stoelen in; de schipper wou die lading niet inhebben, in zijn schip vervoeren;
— die oorlogsschepen hadden soldaten in, aan boord hebben; die vesting had eene aanzienlijke bezetting in;
— in zich hebben : die hond heeft jongen in, is drachtig, moet jongen;
— de duivel inhebben, woedend zijn: de p, de pest, de smoor inhebben, zeer verstoord of ontstemd zijn;
— dat hij nog ongetrouwd is, heeft zijn reden in, daar is reden voor;
— (Zuidn.) wat heeft hij vandaag wel in ? wat is hij van plan;
— in zijn wezen, zijn aard hebben; het leven heeft meer in dan te eten en te drinken, daar behoort meer toe;
— te beteekenen, te beduiden hebben, willen zeggen : wat heeft die glimlach in ? dat heeft niets in, dat heeft weinig of niets te beduiden; dat heeft wat in dat kost wat moeite en inspanning !;
— weet je wat het inheeft, litteratuur te studeeren ? wat daaraan vast is;
— in, onder zijn bereik,, zijne macht gekregen hebben; verkregen hebben; in het bezit gekomen zijn van : (w. g.) de Bulgaren hadden geheel Macedonië in; de Russen hadden die vesting in;
— (fig.) het rijk inhebben, ergens de baas zijn, de overhand hebben; ingenomen hebben : die dokter heeft daar de geheele praktijk in; die koopman heeft daar bijna alles in. geniet daar de klandizie van bijna iedereen.

< >