Gepubliceerd op 13-09-2018

Krijt (1)

betekenis & definitie

Krijt o. zekere uit koolzure kalk bestaande zachte, gemakkelijk afgevende delfstof: met krijt op het bord schrijven; teekenkrijt; wit, zwart, gekleurd krijt;

— (spr.) hij werd zoo wit als krijt, doodsbleek;
— (fig.) bij iem. in het krijt staan, hem geld schuldig zijn;
— (fig.) met dubbel krijt schrijven, (inz. van tappers, logementhouders enz.) te veel, te hoog berekenen;
— (Zuidn.) iets met wit krijt op den muur schrijven, geen rekening houden met iets, er niet op letten. KRIJTJE, o. (-s), een stukje krijt;
— (spr.) dat mag wel met een krijtje aan den balk, dat is iets heel bijzonders, dat moeten we onthouden.

< >