KORENTANG, v. (-en), (geneesk.) een werktuig om de door verettering losgemaakte beensplinters weg te nemen; of om de beenderen behoorlijk te plaatsen;
...TIENDE, v. (-n), het tiende gedeelte van den oogst, tiende schoof;
— (leenst.) recht op de tiende schoof;
— tiendrecht op koren;
...VELD, o. (-en), korenakker;
...VERSCHIETER, m. (-s), korenschieter;
...VINK, m. (-en), (nat. hist.) geelvink; tuinmerel;
...VLOOT, v. (...vloten), vloot van met koren beladen schepen;
...VOGEL, m. (-s), boschrietzanger.