Gepubliceerd op 13-09-2018

Knoeien

betekenis & definitie

(knoeide, heeft geknoeid), slordig werken of maken; slecht of slordig werken: die jongen knoeit verschrikkelijk; wat zit ge toch te knoeien!;

— slordig met iets omgaan: met tabaksasch knoeien, morsen; kinderen knoeien graag, met water morsen;
— (fig.) bedrieglijk te werk gaan, kuipen, omkoopen: er is in die zaak geknoeid; met knoeien is hij er gekomen;
— (gew.) op den borg koopen, niet dadelijk betalen: ik houd niet van knoeien;
— kwanselen;
— (gew.) stooten, mishandelen: hij zal hem knoeien; zich knoeien, zijne gezondheid benadeelen;
— die lasterpraatjes knoeien hem, benadeelen hem (financieel, ook lichamelijk);
— die vrouw knoeit, neemt middelen te baat om zwangerschap te voorkomen of geen voortgang te doen hebben.