Gepubliceerd op 13-09-2018

Klam

betekenis & definitie

KLAM, bn. bw. (-mer, -st), eenigszins vochtig, en daarbij koud klamme huid; dit ondergoed is nog klam, niet door en door droog; het voelt klam aan, men voelt dat het niet door en door droog is;

— het klamme zweet breekt mij uit, het koude zweet (van koorts, van angst enz.) KLAMHEID, v.

< >