Gepubliceerd op 13-09-2018

Koud

betekenis & definitie

Koud bn. bw. (-er, -st), een geringen warmtegraad bezittend, tegenstelling van warm of heet; een koude winter; koud weder; koud water; een koud land; de koude luchtstreek, koude koorts; zoo koud als ijs;

— (tuinm.) groente van den kouden grond, zonder in kast of bak verwarmd te zijn;
— zijne kennis is van den kouden grond, beteekent niet heel veel;
— veel koude drukte op zijn lijf hebben, onnoodige drukte, door niets gerechtvaardigd;
— van eene koude kermis thuiskomen, slecht afkomen, bestraft worden;
— de steenen zijn er te koud waar hij over gaat, hij wordt er erg vertroeteld en verzorgd;
— een koud vuur aanleggen, het zoover gereed maken, dat men ’t slechts behoeft in brand te steken;
— een koude bakker, een broodslijter, die het door anderen gebakken brood verkoopt;
— eene koude keuken, koude spijzen;
— het koude zweet breekt mij uit;
— ik word er koud van, ik ijs er van, eene rilling bevangt mij bij het vernemen daarvan;
— (Zuidn.) iem. koud maken, hem ombrengen;
— er om koud zijn, er het leven bij inschieten;
— (gew.) er aan koud zijn; de dief is er aan koud, is gevat; gij zijt er aan koud, gij hebt het (spel b. v.) verloren; gij moet betalen; hij heeft het beloofd, nu is hij er aan koud, nu moet hij zijne belofte vervullen, zijn woord houden enz.;
— koud en heet uit één mond blazen, uit twee monden praten, dubbelhartig zijn;
— dat raakt mijne koude kleeren niet, dat deert mij niet in het minst; daaraan stoor ik mij niet in het minste;
— (fig.) onvriendelijk, koel: hij ontving mij zoo afgemeten, zoo koud;
— ongevoelig, onverschillig, onaangedaan: dat laat mij geheel koud, daar stel ik niets geen belang in, het is mij onverschillig;
— iets niet koud laten worden, eene zaak niet verwaarloozen, er dadelijk werk van maken of ze uitvoeren;
— een koude vrijer, een vrijer in de koelte, een vrijer zonder hartstocht. KOUDJES, bw. vrij koud:
’t is koudjes vandaag;
— onverschillig, koel: iets koudjes opvatten; iets heel koudjes antwoorden;
— iem. koudjes ontvangen, koel, zonder hartelijkheid.