KALFSVEL, o. (-len), huid van een kalf;
— (fig.) trom; het kalfsvel volgen, soldaat worden;
...VET, o.;
...VLEESCH, o. (spr) kalfsvleesch kan geen pekel verdragen, van den jongeling, die zich aan mannenwerk begeeft en daardoor zijne krachten krenkt; kalfsvleesch, half vleesch, kalfsvleesch is weinig voedzaam.