Gepubliceerd op 13-09-2018

Kaag

betekenis & definitie

KAAG, v. (kagen), platboomd, binnenlandsch vaartuig met een enkelen schuinen mast en een halven boegspriet; het voert een sprietzeil en één of twee fokkezeilen;

— (w. g.) de kaag is nog niet overgewonden, de besproken zaak is nog niet gelukt;
— smal en laag dijkje langs een binnenwater;
— (gew.) zware bui, hevige rukwind.