JENEVERBUIK, m. en v. (-en), sterk drinker;
...DRINKER, m. (-s);
...DRINKSTER, v. (-s);
...FLESCH v. (...flesschen), flesch om jenever in te doen; flesch met jenever; (fig.) de jeneverflesch heeft al wat ellende over de wereld gebracht;
...GLAS, o. (...glazen), glas voor jenever; (fig.) er verdrinken er meer in ’t jeneverglas dan in de zee;
...GLAASJE, o. (-s);
...GROG, m. grog van jenever;
...KARAF,
...KRAF, v. (-fen);
...LUCHT, v. reuk, geur van jenever ; de jeneverlucht komt zijn mond uit;
...MOED, m. (fig.) moed, door het gebruik van jenever opgewekt;
...NEUS, m. (...neuzen), roodneus (die het gebruik of misbruik van sterken drank verraadt);
—, m. en v. iem. met een jeneverneus;
...OLIE, v. olie uit jeneverbessen;
...SMAAK, m. smaak van of naar jenever : de bessen moeten , nog wat trekken, er is nog te veel jeneversmaak aan;
...STOKER, m. (-s), jeneverbrander;
...STOKERIJ, v. (-en);
...STRUIK, m. (-en), een heesterachtig sterk vertakt gewas, welks bessen in de jeneverstokerijen gebezigd wordt tot het ereiden van jenever;
...TON, v. (-nen);
...VAT, o. (-en), vat om jenever in te doen; (fig.) iem. die veel jenever drinkt;
...ZIEKTE, v. ziekte veroorzaakt door het overmatig gebruik van jenever; (fig.) onverzadelijke jeneverdorst;
...ZUIPER, m. (-s);
...ZUIPSTER, v. (-s).