INZWELGEN, (zwolg in, heeft ingezwolgen), naar binnen zwelgen, gulzig eten of drinken : men staat er verbaasd van, zooveel als hij kan inzwelgen;
— inslikken, verslinden: een groote snoek kan een karper ineens inzwelgen;
— (fig.) verzwelgen; de zee heeft reeds onnoemelijke schatten ingezwolgen;
— (gew.) zij heeft hem ingezwolgen, zij bemint hem afgodisch. INZWELGING, v. (-en), het inzwelgen.