Gepubliceerd op 13-09-2018

Inkrimpen

betekenis & definitie

INKRIMPEN, (kromp in, heeft en is ingekrompen), door krimpen dichter maken of worden: voordat gij dit goed naait, moet gij het eerst inkrimpen;

— (fig.) de slagorde inkrimpen, dichter bijeentrekken;
— kleiner maken : zijne uitgaven inkrimpen;
— zich inkrimpen, (fig.) zijne vertering inkrimpen, zijne uitgaven verminderen; iemands gezag inkrimpen;
— (w.g.) minder vrijmoedig worden : bij die bedreiging kromp hij in;
— (gen.) samentrekken (van de zenuwen);
— (zeew.) slapper worden (van den wind): de wind krimpt tegen de zon in;
— tegen den wind inkrimpen, tegen den wind houden, den wind afknijpen, oploeven, hoog zeilen. INKRIMPING, v. (-en), het inkrimpen, de vermindering.