INEENGROEIEN;
...HOUDEN;
...KLEMMEN;
...KLINKEN;
...KRIMPEN;
...KRONKELEN, samentrekken;
...KRUIPEN;
...LOOPEN; gemeenschap met eikander hebben, naast elkander gelegen zijn : deze twee kamers loopen ineen; stollen, dik worden : de leb doet de melk ineenloopen;
...PERSEN;
...ROLLEN;
...SCHIETEN, in elkander voegen (van planken);
...SCHRIJVEN, dicht in elkander schrijven;
...SCHROEIEN;
...SCHROEVEN;
...SCHUIVEN;
...SLAAN, in elkander slaan; de handen ineenslaan (van verbazing, ontsteltenis); (ook (fig.) samenwerken, elkander helpen, in overleg treden;
...SLINGEREN;
...SLUITEN, juist in elkander passen;
...SMELTEN, in elkander smelten; amalgameeren, verscheidene soorten van metaal door smelting vereenigen;
— zich oplossen; (muz.) zich verliezen (van tonen); (taalk.) deze twee letters smelten ineen, vormen door de snelheid der uitspraak slechts één geluid;
...SPINNEN;
...STAMPEN;
...STEKEN;
...STOOTEN;
...STORTEN, invallen (van muren of gebouwen); (fig.) het rijk stortte ineen, ging te niet;
...TOOVEREN;
...TRAPPEN, den heelen boel ineentrappen, door trappen breken; iem. ineentrappen, geweldig trappen, fijntrappen;
...VLECHTEN;
...VLOEIEN;
...VOEGEN;
...VOUWEN;
...WASSEN;
...WERKEN;
...WIKKELEN;
...WRIJVEN;
...WRINGEN;
...ZAKKEN, ineenstorten; machteloos neerzakken, bezwijmen, flauwvallen;
...ZEILEN, (zeew.) zich zeilende zoo plaatsen, dat men twee punten in eene rechte lijn ziet : om daar in het goede vaarwater te komen moet men den toren en den korenmolen ineenzeilen;
...ZETTEN, in elkander zetten, samenstellen : een uurwerk ineenzetten;
...ZINKEN;
...ZITTEN.