HONGERSNOOD, m. gebrek;
— (veroud.) twee zuivels op een brood, dat geeft hongersnood, overdaad leidt tot armoede;
— (gewoonl.) nijpend gebrek aan voedsel in eene geheele landstreek, ellende ten gevolge van een mislukten oogst: er kwam hongersnood over het geheele land.