ARMOE en (gew.) ARMOEI, v. de toestand waarin hij verkeert, die arm is, die bijna niets heeft om van te loven de armoede der bevolking in friesland neemt voortdurend toe; gebrek en armoede;
— ‘t is daar armoede troef, daar heerscht groote armoede;
— armoede zoekt list, hij die arm is, neemt vaak zijne toevlucht tot list;
—de armoede bestrijden, lenigen, weren; tot armoede vervallen;
— bittere armoede zware; in diepe armoede; in eerlijke armoede leven, gezegd van iem.die het niet ruim heeft, doch die zijn toestand alleen door geoorloofde middelen tracht te verbeteren;
— fatsoenlijke armoede, ten opzichte van iem. gebezigd die arm is, maar het moet verbergen om zijn stand op te houden;
—vergulde armoede, met betrekking tot hem die rijker leeft of moet leven dan zijne middelen het toelaten;
— (gemeenz.) natte armoede, ontstaan door het misbruik maken van sterken drank;
— schamel bezit: iem. uit zijn armoedje schoppen, hem het weinige nog ontnemen;
— (spreekt.) daar heb-je ieder nog een stuk, kinderen; en nu zijn we weer van de armoe af, is alles op;
— armoede aan iets hebben, gebrek hebben aan wij hebban armoede aan kleingeld; van mijn armoedje heb ik hem nog wat gegeven;
— van armoe moest ik naar bed, van narigheid, wanneer b. v. de kachel of lamp niet langer wil branden;
— zijn geld in armoe verteren, er niet het genoegen, het plezier van hebben dat men zou kunnen;
— de rogge op dien akker is rijp van armoede, is van gebrek te vroeg rijp geworden en levert daardoor te weinig op;
— op den stal bij dien boer heerscht armoede, ellende, narigheid, zijn vee ziet er treurig uit;
— (gew.) armoe op stal, armoe overal, gezegd van een boer die te weinig vee op stal heeft en daardoor geen voldoenden mest krijgt enz.;
— de voogd rekende met zijn pupil af, ofschoon deze het kapitaal zelf nog niet kon beheeren, om maar van de armoe met het lastige jongmensch af te wezen, van de onaangenaamheden;
— wat heb ik eene armoede met dien lastigen jongen op reis gehad, verdriet, moeite;
— zij hebben altijd armoe, twist, oneenigheid. ARMOEDJE, o.