HOLIJZER, o. (-s), (timm.) guts;
...KEEL, m. en v. (...kelen), schreeuwer, schreeuwster; (ook) vraat;
—, v. (...kelen), (bouwk.) gootvormige uitholling ter versiering van zuilen, balken, paneelen enz. (Hoogd. Hohlkehle); (hor.) holte, gaatje.
HOLKEELSCHAAF, v. (...schaven), (timm.) schaaf om lijsten te schaven.