GIEGAUW, znw. (-en), (bij het negenstukken of molenspel) een (open) molen met een giegauw, eene zoodanige gesteltenis van vijf schijven, dat men door eene daarvan heen en weer te schuiven, telkens drie schijven op eene rij of een „molen” heeft, zoodat men bij eiken zet een voordeel behaalt;
— fig. ook van andere gevallen waarin men twee voordeelige kansen heeft, b. v. als bij het whisten de speler en zijn maat over en weer eikaars zwakke kaarten troeven.