GEWAPEND, bn. van wapenen of eene wapenrusting voorzien een gewapend krijgsman, gewapende boeren; hij was van top tot teen (van het hoofd tot de voeten) gewapend;
— (scherts.) met regenjas en paraplu gewapend, daarmede toegerust;
— (flg.) een gewapend verzet, een verzet met de wapenen;
— eene gewapende neutraliteit, waarbij de onzijdige mogendheid troepen op de been houdt om desnoods haar grondgebied en hare rechten te kunnen beschermen;
— een gewapende vrede, een vrede waarin de legers nagenoeg op voet van oorlog worden gehouden (omdat de vrede ieder oogenblik dreigt verbroken te worden);
— ergens op gewapend zijn, er op zijn voorbereid;
— met het gewapend oog, dat versterkt is met bril of vergrootglas;
— een gewapend hoofd hebben, een hoofd vol kennis;
— eene gewapende sloep, eene sloep die van gewapende manschappen of van geschut voorzien is;
— eene gewapende tuinslang, eene caoutschouc-slang die met metaaldraad omwonden is om het slijten tegen te gaan;
— gewapend beton, met ijzeren staven inwendig versterkt;
— een gewapende balk, met ijzeren banden
— gewapende hoefmagneet, van een sluitstuk of anker voorzien.
