Gepubliceerd op 06-09-2018

Geusch

betekenis & definitie

GEUSCH, bn. (hist.) tot de partij der Geuzen behoorende. hun leer toegedaan zijnde Paapsch of Geusch; Amsterdam werd in 1578 geusch;

— (spr.) hij zal het wel betalen, als de Paus geusch wordt, d. i. nooit;
— (Zuidn.) uitgeput, afgemat, ten uiterste vermoeid.

< >