Het begrip geus heeft 3 verschillende betekenissen:
1. geus - GEUS, m. (geuzen), (bist.) de partijnaam sinds 1560 gedragen door de edelen van het Verbond en later door alle vijanden van de regeering van Koning Filips in de Nederlanden;
— Wilde geuzen of Boschgeuzen, die geuzen welke zich in bosschen en duinen ophielden;
— Watergeusen, die de Spanjaarden te water afbreuk zochten te doen;
— (ook) scheldnaam der Protestanten, inz. der Calvinisten;
— (Zuidn.) iem. die niet Katholiek is, of ook een Katholiek die zijn godsdienst met onderhoudt: hoe dichter bij de kerk, hoe grooter geus,
2. geus - GEUS, v. (geuzen), (scheepst.) eene kleine vlag die van de boegsteng waait. GEUSJE, o. (-s).
3. geus - GEUS, v. (van Fr. gueuse), (smed.) gieteling, een prismatisch lichaam van gegoten ruw ijzer.