Gepubliceerd op 24-02-2020

Getrouw

betekenis & definitie

Het begrip getrouw heeft 2 verschillende betekenissen:

1. getrouw - GETROUW, (in het dagelijksche leven gewoonlijk TROUW), bn. bw. (-er, -st), trouw, aanhankelijk getrouwe vrienden;
— (van dienaren) zijn plicht nauwgezet vervullende; eene oude, getrouwe dienstbode;
— (van huisdieren) met onbezweken trouw gehecht aan zijn meester: een getrouwe hond;
— (van echtgenooten) de huwelijksgelofte niet schendende zijne getrouwe gade;
— zich stipt houdende aan zijn woord, aan het geloof, enz. hij bleef aan zijne afspraak getrouw; een getrouwe zoon der Kerk; die getrouw is in ’t minste, die is ook in ’t groote. getrouw (Luc. 16 10);
— (van God) Zijne beloften gestand doende God is getrouw;
— (van zaken) betrouwbaar een getrouw relaas van het gebeurde; eene getrouwe vertaling, die het oorspronkelijke nauwkeurig teruggeeft; een getrouwe spiegel;
— bw. met onbezweken trouw en ijver; vast, onveranderlijk.

2. getrouw - GETROUW, o. het telkens trouwen, in den echt treden.