GEMEENMAKING, v. de handeling waardoor men aan twee of meer personen het gemeenschappelijk bezit of gebruik van iets geeft: de gemeenmaking van een scheidsmuur, van een jachtveld enz.;
— (in het oude dijkrecht) de gemeenmaking van een dijk, het brengen der kosten van onderhoud aan het geheele land, dat door den dijk beschermd wordt, zoodat deze niet meer gedragen worden door de geërfden alleen.