GEKRIJSCH, o. schel, scherp geschreeuw het kind hief een oorverscheurend gekrijsch aan; ‘t gekrijsch der zeemeeuwen;
— (Zuidn.) (van werktuigen, inz. van ijzer) schel, scherpsnijdend geluid: het scherp gekrijsch der pomp; bij het minste gekrijsch van den weerhaan boven het gebouw.