Gepubliceerd op 02-09-2018

Gehemelte

betekenis & definitie

GEHEMELTE, o. (-n), de gewelfde bovenwand der mondholte, waardoor deze van de neusholte gescheiden wordt; hetzelfde als verhemelte, dat in de taal van het dagelijksch leven het gewone woord is;

— (ontl.) het harde gehemelte, het voorste, harde gedeelte van het gehemelte, gevormd door de gehemelteuitsteeksels der bovenkaakbeenderen en de horizontale platen der gehemeltebeenderen;
— het zachte gehemelte, het achterste, weeke gedeelte van het gehemelte, bestaande uit spieren, die aan de boven- en ondervlakte met een slijmvlies bedekt zijn;
— een valsch gehemelte, aan een kunstgebit voor de bovenkaak;
— een verwend gehemelte, iemands gehemelte of smaak, te veel aan lekkernijen gewoon;
— het gehemelte streelen, den smaak aangenaam prikkelen (van lekkere spijzen of dranken gezegd);
— hemel van een ledekant, een troon, een draagzetel enz.: een soort van draagzetel, waarover een kostbaar gehemelte gespannen was; het lijk werd onder een prachtig gehemelte neergezet;
— (plantk.) verwijding der onderlip hij eene gemaskerde tweelippige bloem.