GASTVRIJ, bn. bw. (-er, -st), (van personen) mild of gul in het onthalen of herbergen van gasten hij is voor vreemden en bekenden steeds even gastvrij; (fig.) een gastvrij huis, dak; een gastvrije disch;
— herbergzaam: een gastvrij oord, land, strand; een gastvrij onthaal, gul en mild onthaal van een gast;
— bw. (van wijze) op gastvrije -wijze iemand gastvrij ontvangen, onthalen, opnemen;
— welwillend het gastvrij te Amsterdam opgenomen kroost van Israël.