Gepubliceerd op 02-09-2018

Front

betekenis & definitie

FRONT, o. (-en), voorzijde van een gebouw; ook van eene troepenafdeeling of scheepsmacht; voor het front (voorste gelid) komen, (ook fig.);

— een soldaat voor het front wegjagen;
— front maken, pal staan, zich verzetten;
— (fig.) van front veranderen, van houding, richting veranderen;
— halfhemdje, linnen of katoenen kieedingstuk waaraan de halsboord bevestigd is;
— (gew.) front schoppen, slaan, door zijne kleeding veel vertooning maken. FRONTJE, o. (-s).

< >