Het begrip fout heeft 2 verschillende betekenissen:
1. fout - FOUT, v. (-en), misslag, feil, gebrek: eene fout maken of begaan; een opstel met fouten; geen mensch zonder fout: iem. op zijne fouten wijzen, op zijne gebreken, tekortkomingen;
— ik kom zonder fout, zeker, bepaald;
— (wisk.) het verschil eener benaderende waarde met de nauwkeurige;
— schuine kant aan zekere werktuigen, b. v. aan een beitel: eene korte en lange fout, ook faas genoemd. FOUTJE, o. (-s).
2. fout - FOUT, bn. niet in orde: die som is fout, de oplossing is niet goed;
— failliet die zaak, hij is fout.