FLAMBOUW, v. (-en), fakkel, toorts, vuurwerk tot verlichting in de open lucht, bestaande uit losgedraaid touw, in een mengsel van hars en terpentijn gedoopt, daarna geperst en met kardoespapier omwikkeld;
— soort van fijne eetaardappel, geel op schotel, die tot laat in het voorjaar goed blijft;
—DRAGER, m. (-s).