Definities van Groot woordenboek der Nederlandsche taal in de Ensie T
- Toekomstig
- Toekomstmuziek
- Toekooien
- Toekrijgen
- Toekruid
- Toekruien
- Toekuipen
- Toekunnen
- Toekurken
- Toelaag
- Toelachen
- Toelakken
- Toelast
- Toelaten
- Toelatingsexamen
- Toeleg
- Toeleggen
- Toelichten
- Toeliggen
- Toelijmen
- Toelispelen
- Toelonken
- Toeloop
- Toeloopen
- Toeluisteren
- Toemaat
- Toemaathooi
- Toemaken
- Toemalen
- Toemand
- Toemeten
- Toemetselen
- Toemoeten
- Toemogen
- Toemuren
- Toen
- Toenaaien
- Toenaam
- Toenaderen
- Toenagelen
- Toendra
- Toenemen
- Toenmaals
- Toenmalig
- Toepad
- Toepakken
- Toepalen
- Toepand
- Toepasselijk
- Toepassen
- Toepekken
- Toepersen
- Toeplakken
- Toepleisteren
- Toeploegen
- Toeploffen
- Toeprangen
- Toeprevelen
- Toeproppen
- Toer
- Toeraken
- Toerbeurt
- Toerechten
- Toereeden
- Toereiken
- Toereikend
- Toerekenbaar
- Toerekenen
- Toerekeningsvatbaar
- Toeren
- Toerijden
- Toerijgen
- Toerijtuig
- Toerisme
- Toerist
- Toerit
- Toermalijn
- Toernooi
- Toeroep
- Toeroepen
- Toeroesten
- Toerollen
- Toeruischen
- Toerukken
- Toerusten
- Toeschietelijk
- Toeschieten
- Toeschijnen
- Toeschouwen
- Toeschouwer
- Toeschreeuwen
- Toeschrijven
- Toeschroeien
- Toeschroeven
- Toeschuiven
- Toeseinen
- Toesjorren
- Toesjouwen
- Toeslag
- Toeslede