Toemaken - (maakte toe, heeft toegemaakt), sluiten, dichtdoen : deuren en vensters toemaken;
een brief met lak toemaken; zijne jas toemaken;
— bereiden, inleggen (spijzen);
— grond toemaken, van mest voorzien en goed door elkander werken: goed toegemaakt wei- of hooiland, dat goed onderhouden is;
— zich toemaken, zich bemorsen : de kinderen maken zich in den tuin erg toe. TOEMAKING, v. toesluiting; toebereiding.