DUIVELSCH, bn. bw. van, als een duivel: met duivelschen wellust zijne prooi martelen;
— verwenscht: die duivelsche jongen; dat is eene duivelsche geschiedenis;
— woedend dat is om duivelsch te worden. Vgl. dondersch, drommelsch.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: