DOORGEVEN, (gaf door, heeft doorgegeven), voortdurend geven; verder geven, zoodat eene heele reeks van personen het in handen krijgen: willen de heeren de presentielijst maar doorgeven;
— (kinderspel) doorgeven een klap die A aan B geeft, moet B aan C geven, C aan D enz., den geheelen kring rond
— (Zuidn.) doorzakken, niet stevig genoeg zijn die plank geeft door.